Symbooldefinities bewerken
Zie en om de verschillende soorten symbooldefinities en kleurencategorieën, en de relatie tussen symbooldefinities en symbolen beter te begrijpen.
Het bewerken van blauwe en rode types symbooldefinities beïnvloedt enkel de plaatsing van groepen of parametrische objecten in de toekomst aangezien aan deze types symbooldefinities geen symbolen gelinkt zijn.
Bewerk je daarentegen zwarte en groene types symbooldefinities, dan worden de wijzigingen die je aanbrengt doorgevoerd in alle bestaande en toekomstige symbolen gelinkt aan de definitie in kwestie. Je kan symbooldefinities bewerken via het Hulpbronnenbeheer of via een symbool in de tekening. Wanneer je hiervoor het Hulpbronnenbeheer gebruikt, wordt enkel het symbool weergegeven tijdens het bewerken. De tweede optie stelt je daarentegen in staat om de symbooldefinitie te bewerken binnen de context van de tekening. Andere objecten in de tekening kunnen zichtbaar, grijs of verborgen zijn afhankelijk van de instelling van twee parameters in het tabblad ‘Weergave’ van Vectorworks Voorkeuren: Toon andere objecten tijdens het bewerken en Andere objecten grijs maken. Wanneer andere objecten zichtbaar zijn is het ook mogelijk om naar deze objecten te grijpen. Dit maakt het makkelijker om de symbooldefinitie snel te bewerken en in de juiste verhouding tot de andere objecten.
De optie Toon andere objecten tijdens het bewerken is niet beschikbaar wanneer je de symboolomschrijving van een gespiegeld symbool bewerkt; je zal in dit geval een waarschuwing krijgen wanneer je de functie tracht uit te voeren.
Symbooldefinities geleverd door Vectorworks kunnen niet worden bewerkt in de Premium bibliotheken of Vectorworks bibliotheken. Om een symbooldefinitie te maken op basis van een Vectorworks hulpbron, dupliceer je de symbooldefinitie met een andere naam in je huidige bestand of gebruikersbibliotheek en bewerk je het duplicaat.
Als je probeert dit commando uit te voeren, zal er een waarschuwing verschijnen. Bij het bewerken van groene symbooltypes (eenheden op papier) in de tekenzone krijgt het Licht d.m.v. oppervlak een schaal van 1:1 zodat de grootte van de symbooldefinitie gelijk is aan die van het symbool zelf. Je kan de schaal van de actieve laag niet wijzigen vanuit het contextmenu van het document terwijl object bewerkt. Deze beperking geldt enkel voor symbolen met eenheden op papier. Vanwege de aanpassing van de schaal kan je bovendien niet grijpen naar andere objecten, die geen deel uitmaken van de symbooldefinitie, tenzij ze eveneens een schaal hebben van 1:1 in de actieve laag.
Het is mogelijk om een symbool in een ander symbool te nesten door dat symbool in te voegen tijdens het bewerken van een symbooldefinitie. Een symbool kan echter niet in zichzelf genest worden.
Wanneer je geabonneerde symboolodefinities bewerkt of hernoemt in het doelbestand worden deze wijzigingen automatisch doorgevoerd in de symbooldefinitie van het bronbestand . Zie Abonneren op hulpbronnen.
Om een symbooldefinitie te bewerken:
Open het bestand met de symbooldefinitie die je wilt bewerken.
Volg een van deze werkwijzen:
Klik met de rechtermuisknop op de symbooldefinitie in het Hulpbronnenbeheer en selecteer het commando Bewerk in het contextmenu.
Voor zwarte of groene symbolen klik je met de rechtermuisknop op een symbool in de tekening en selecteer je het commando Bewerk in het contextmenu. (Je kan ook dubbelklikken op het symbool om dit te bewerken.)
Of: selecteer een van de andere bewerkmogelijkheden in het contextmenu (bijvoorbeeld Bewerk 2D-componenten) om het symbool rechtstreeks te bewerken. Ga daarna onmiddellijk naar stap 4. Je kan ook het commando Wijzig > Bewerk symbool gebruiken.
Het dialoogvenster ‘Bewerk symbool’ wordt geopend. Selecteer de gewenste bewerkoptie en klik op OK.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
2D-componenten |
Hiermee kan je de 2D-componenten bewerken en bijkomende 2D-componenten aan de symbooldefinitie toevoegen (zie ) 2D-componenten creëren voor symbooldefinities en parametrische objecten |
3D-gedeelte |
Bewerk door middel van dit commando het 3D-gedeelte van het symbool (zie ). en 2D- en 3D-componenten van een symbooldefinitie samen weergeven in een zichtvenster |
Muuropening |
Selecteer deze optie om de muuropening van de symbooldefinitie te bewerken (zie ). Als er geen muuropening aanwezig is, gebruikt de muur automatisch een 3D-vorm die de geometrie van het 3D-gedeelte van het symbool omvat. |
Muuraansluiting component |
Selecteer deze optie om de muuropening van de symbooldefinitie te bewerken (zie ).. Als er geen muuropening aanwezig is, gebruikt de muur automatisch een vlakke, verticale, convexe vorm die de geometrie van het 3D-gedeelte van het symbool omvat zoals weergegeven in vooraanzicht. |
Via deze optie open je het dialoogvenster ‘Symboolinstellingen’. Bewerk in dit venster de methode waarmee je het symbool in een muur wilt invoegen, de symboolcategorie (zwart, groen, blauw of rood), de klassetoekenning en andere parameters (zie Symbooldefinities creëren voor een omschrijving van de parameters). Wanneer je symbooldefinities bewerkt om ze volgens bouwlaag in te stellen (Vectorworks Architectuur of Landschap vereist) kan je door middel van de optie Vervang hoogte bepalen hoe bestaande symbolen geplaatst worden. Schakel deze optie uit om bestaande symbolen aan een bouwlaag te koppelen met een bijkomende hoogte waardoor ze hun plaats behouden. Schakel deze optie aan om symbolen aan een bouwlaag te koppelen zonder bijkomende hoogte. Hierdoor kan de hoogte van de symbolen veranderen. Je kan geen groepen of parametrische objecten aan bouwlagen koppelen. Deze optie is enkel beschikbaar als je het symbool bewerkt vanuit het Hulpbronnenbeheer. |
|
Dubbelklikken |
Bepaal in dit veld de actie die Vectorworks moet ondernemen wanneer je dubbelklikt op een symbool in een tekening. Je kan ervoor kiezen om dit dialoogvenster te openen of rechtstreeks het 2D-gedeelte, 3D-gedeelte of de invoeginstellingen van het symbool te bewerken. Selecteer de optie Bewerk het 2D- of 3D-gedeelte naargelang het aanzicht om automatisch het 2D-gedeelte te bewerken als je zich in 2D/Planaanzicht bevindt en het 3D-gedeelte als je zich in een 3D-aanzicht bevindt. Deze optie is enkel beschikbaar als je het symbool bewerkt vanuit de tekening. |
Gebruik aanzicht als voorvertoning in Hulpbronnenbeheer |
Vink deze optie aan om het aanzicht dat actief is bij het afsluiten van de bewerkmodus als voorvertoning te gebruiken in het Hulpbronnenbeheer en de Hulpbronnenkiezer. Als de voorvertoning van een hybride symbool bijvoorbeeld ingesteld is op 2D/Planaanzicht en je bewerkt het 3D-gedeelte van het symbool in rechts isometrisch aanzicht, dan wordt de weergave van de miniatuur aangepast naar rechts isometrisch. |
De Object editing mode van het symbool wordt ingeschakeld zie De objectbewerkmodus .
Wanneer je componenten van een symbooldefinitie bewerkt, kan je in de bewerkmodus gebruik maken van een speciaal pallet genaamd ‘Bewerk componenten’. Selecteer in de lijst de component die je wilt bewerken. Zie 2D-componenten creëren voor symbooldefinities en parametrische objecten voor meer informatie over speciale functies bij het toevoegen van 2D-componenten voor gebruik in zichtvensters met rendering door middel van ‘Achterliggende lijnen verbergen’. Om meerdere detailleringsgraden voor 2D- en 3D-componenten te creëren: zie Detailleringsgraden instellen voor 2D- en 3D-componenten van symbooldefinities en parametrische objecten. Wanneer je klaar bent met het bewerken van één component kan je via het pallet ‘Bewerk componenten’ onmiddellijk een andere component aanduiden om te bewerken zonder dat je de bewerkmodus moet verlaten.
Om geneste symbolen te bewerken selecteer je nogmaals het commando Bewerk > Bewerk symbool.
2D-objecten die deel uitmaken van een hybride symbool, kunnen aan de 2D- of 2D/Plan-component (alleen zichtbaar in 2D/Planaanzicht) of aan de 3D-component worden toegevoegd (zowel in 3D- en 2D/Planaanzicht zichtbaar). Wanneer je gekopieerde 2D-laagobjecten plakt tijdens het bewerken van een symbool krijg je een melding met de vraag of je deze objecten wilt toewijzen aan de 2D-component. Het is aangeraden om op Ja te klikken zodat het symbool correct wordt weergegeven in alle aanzichten.
Wanneer je een 2D-symbool bewerkt en 3D-objecten hieraan toevoegt of wanneer je een 3D-symbool bewerkt en hieraan 2D-objecten toevoegt, krijg je de melding dat het symbool wordt omgezet in een hybride symbool. Sommige delen van het symbool zijn mogelijk niet zichtbaar in bepaalde aanzichten. Omgekeerd kan je de melding krijgen dat het hybride symbool wordt omgezet in een 2D/3D-symbool wanneer je tijdens het bewerken van een hybride symbool bepaalde delen verwijdert.
Gebruik het Kenmerkenpalet of het Infopalet om de onderdelen van een symbool te bewerken. Het invoegpunt kan je bewerken door alle onderdelen van het symbool te selecteren en deze te verplaatsen aan de hand van de referentielijnen die uit het invoegpunt vertrekken. Wanneer je met de cursor boven het invoegpunt komt, verschijnt de scherminformatie “Locus”.
Het andere gedeelte van een hybride symbool wordt niet automatisch aangepast aan de wijziging van het invoegpunt en moet afzonderlijk worden bewerkt. Via het contextmenu kan je makkelijk de Bewerkmodus voor het andere gedeelte inschakelen.
Tijdens het bewerken van een symbooldefinitie kan je ook een primair grijppunt creëren. Voeg een 2D- of 3D-locus toe op de exacte plaats waar je het primaire grijppunt wilt plaatsen. Dit is enkel mogelijk op voorwaarde dat de optie voor het creëren van primaire grijppunten bij Grijp naar object is ingeschakeld (zie Grijpen naar een object). Plaats de geschikte locus voor het gedeelte in kwestie (een 2D-locus voor het 2D-gedeelte, een 3D-locus voor het 3D-gedeelte.) Vink vervolgens de optie Primair grijppunt aan in het Infopalet van de geselecteerde locus. Het is mogelijk dat het primaire grijppunt echter door een ander object aan het zicht wordt onttrokken. In dat kan je de optie Toon primair grijppunt buiten de grijpzone aanvinken zodat het primaire grijppunt toch zichtbaar is wanneer de grijpzone zich op het symbool bevindt.
Verlaat na het bewerken de objectbewerkingsmodus om de symbooldefinitie aan te passen. Ook zwarte en groene types symbooldefinities worden bijgewerkt.
Als het symbool genest is in een ander symbool, kom je door middel van de knop Verlaat symbool in de bewerkmodus van het overkoepelende symbool (een niveau hoger) terecht.
Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.